Tekst voor de catalogus die verschijnt
bij het project ‘kunst en kerken’ in mei 2004,
door Liesbeth Grotenhuis.
‘Ontmoetingen’ is
Dette ten Doeschate op het lijf geschreven. In plaats
van in een atelier gemaakt werk dat overal kan hangen,
vervaardigt de Groningse kunstenares speciaal installaties.
Die er overigens uitzien alsof ze er altijd al waren.
Haar werk komt tot stand op basis van drie verschillende
ontmoetingen: met de expositieplek, voorwerpen en betrokken
mensen. Hoe werkt dat?
De kerk van Wiegboldsbur is gebouwd op een wierde. Maar
eeuwen later spoelde de opgehoogde grond weg met een verzakking
van de vloer tot gevolg. Rode straatklinkers vervingen
de oorspronkelijke tegels. Misschien nog bepalender voor
de sfeer was de verplaatsing van de zware, zwarte grafstenen
uit de vloer naar de wit gepleisterde muren.
De locatie is bepalend voor het uiteindelijke kunstwerk,
en daarmee voor het materiaal. Een tweetal thema’s
keert steeds terug, al dan niet in combinatie met elkaar:
‘verzamelingen’ en ‘natuur/tuinen’.
Zo zwierden een aantal verdroogde potplanten rond op even
zoveel platenspelers, staand tussen terracottascherven.
Dette ten Doeschates associaties over de geschiedenis
van dit kerkinterieur resulteerden in een onverwacht ‘basismateriaal’.
Voor de installatie in Wiegboldsbur werd een vroeger concept
het uitgangspunt. In haar atelier stelde Dette ten Doeschate
een barokke tafel op, staande op kunstgras. Het idee was
sterk maar werkte niet omdat het gras van plastic was.
Bij betreding van de kerk was een nieuw plan snel geboren.
De hele vloer moest bedekt met gras!
Ditmaal met echte plaggen. De grond van buiten komt dan
terug in de kerk en verandert de sfeer opnieuw. Niet alleen
suggereren de verticaal hangende grafstenen het idee van
een kerkhof, ook dempen de geluiden en verandert de geur.
Minstens zo belangrijk voor het werk zijn de contacten.
De ontmoetingen zijn zo nu en dan ware avonturen: het
levert mooie verhalen, onverwachte materialen en warme
banden op. Zo bleek een gebroken terracottapot de aanleiding
voor een praatje met de verkoper. Vervolgens trok de kunstenares
1200 kilo potscherven zwaarder huiswaarts!
Voor het project in Wiegboldsbur maken contacten deel
uit van het project. En niet alleen die met de graskweker.
Een internationaal project moet immers ook als zodanig
voelen. Nederlandse sponsors konden grond ‘kopen’en
die na storting in de Duitse kerk als een minuscule enclave
bezitten.
Langdurig is dit grondbezit niet: na de expositie krijgen
de Wiegboldsburders grond en gras. Als dank voor hun inzet.
Want zonder het gras te sproeien zou het er niet uitzien.
En om het kort te houden, worden maaier of muilezel ingezet.
|